Vervoeging van vriezen

Onbepaalde wijs (infinitief): vriezen

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: geler

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vriest
  • zij vriezen

Présent

  • il/elle gèle
  • ils/elles gèlent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vroor
  • zij vroren

Indicatif imparfait

  • il/elle gelait
  • ils/elles gelaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gevroren
  • zij hebben gevroren

Indicatif passé composé

  • il/elle a gelé
  • ils/elles ont gelé

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gevroren
  • zij hadden gevroren

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait gelé
  • ils/elles avaient gelé

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vriezen
  • zij zult vriezen

Indicatif futur

  • il/elle gèlera
  • ils/elles gèleront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gevroren hebben
  • zij zult gevroren hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura gelé
  • ils/elles auront gelé

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal vriezen
  • zij zullen vriezen

Conditionnel présent

  • il/elle gèlerait
  • ils/elles gèleraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gevroren
  • zij zullen hebben gevroren

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait gelé
  • ils/elles auraient gelé