Vervoeging van weggrissen

Onbepaalde wijs (infinitief): weggrissen

Vertaling: to crack

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gris weg
  • jij grist weg
  • hij/zij/het grist weg
  • wij grissen weg
  • jullie grissen weg
  • zij grissen weg

Present

  • I crack
  • you crack
  • he/she/it cracks
  • we crack
  • you crack
  • they crack

Onvoltooid verleden tijd

  • ik griste weg
  • jij griste weg
  • hij/zij/het griste weg
  • wij gristen weg
  • jullie gristen weg
  • zij gristen weg

Simple past

  • I cracked
  • you cracked
  • he/she/it cracked
  • we cracked
  • you cracked
  • they cracked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb weggegrist
  • jij hebt weggegrist
  • hij/zij/het heeft weggegrist
  • wij hebben weggegrist
  • jullie hebben weggegrist
  • zij hebben weggegrist

Present perfect

  • I have cracked
  • you have cracked
  • he/she/it has cracked
  • we have cracked
  • you have cracked
  • they have cracked

Voltooid verleden tijd

  • ik had weggegrist
  • jij had weggegrist
  • hij/zij/het had weggegrist
  • wij hadden weggegrist
  • jullie hadden weggegrist
  • zij hadden weggegrist

Past perfect

  • I had cracked
  • you had cracked
  • he/she/it had cracked
  • we had cracked
  • you had cracked
  • they had cracked

Toekomende tijd I

  • ik zal weggrissen
  • jij zult weggrissen
  • hij/zij/het zal weggrissen
  • wij zullen weggrissen
  • jullie zullen weggrissen
  • zij zullen weggrissen

Future

  • I will crack
  • you will crack
  • he/she/it will crack
  • we will crack
  • you will crack
  • they will crack

Toekomende tijd II

  • ik zal weggegrist hebben
  • jij zult weggegrist hebben
  • hij/zij/het zal weggegrist hebben
  • wij zullen weggegrist hebben
  • jullie zullen weggegrist hebben
  • zij zullen weggegrist hebben

Future perfect

  • I will have cracked
  • you will have cracked
  • he/she/it will have cracked
  • we will have cracked
  • you will have cracked
  • they will have cracked

Conditionalis I

  • ik zou weggrissen
  • jij zou weggrissen
  • hij/zij/het zou weggrissen
  • wij zouden weggrissen
  • jullie zouden weggrissen
  • zij zouden weggrissen

Conditional present

  • I would crack
  • you would crack
  • he/she/it would crack
  • we would crack
  • you would crack
  • they would crack

Conditionalis II

  • ik zou hebben weggegrist
  • jij zou hebben weggegrist
  • hij/zij/het zou hebben weggegrist
  • wij zouden hebben weggegrist
  • jullie zouden hebben weggegrist
  • zij zouden hebben weggegrist

Conditional perfect

  • I would have cracked
  • you would have cracked
  • he/she/it would have cracked
  • we would have cracked
  • you would have cracked
  • they would have cracked

Imperatief

  • jij gris weg
  • jullie grist weg

Imperative

  • you crack
  • you crack