Betekenis van:
aanstelleritis

aanstelleritis
Zelfstandig naamwoord
  • aanstellerij
"De voetballer werd geveld door een aanval van acute aanstelleritis."
aanstelleritis (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • overdreven gedoe; aanstellerij; aanstellerij; aanstellerij; aanstellerij; chaotische toestand
"last hebben van aanstelleritis"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen