Betekenis van:
acht

acht (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • figuur in de vorm van het cijfer acht
"De schaatser draaide achtjes."

Hyperoniemen

acht (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wedstrijdroeiploeg van acht man
"De Nederlandse acht behaalde brons tijdens de WK roeien."

Hyperoniemen

acht (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het aandacht hebben voor iets; oplettendheid
"geef acht!"
"acht slaan op [iets]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

acht
Telwoord
  • het gehele getal tussen zeven en negen, in Arabische cijfers 8, in Romeinse cijfers VIII

Werkwoord

acht
een vervoeging van achten

Voorbeeldzinnen

  1. Zij is acht.
  2. Hij is acht.
  3. Vijf plus drie is acht.
  4. Ze is acht maanden zwanger.
  5. Het was acht meter lang.
  6. Vijf plus drie is acht.
  7. Ik sta meestal om acht uur op.
  8. Ik heb acht broers en zussen.
  9. Het gebeurde tussen acht en tien uur.
  10. Ik sta meestal om acht uur op.
  11. Hij werkt acht uur per dag.
  12. Ik sta meestal om acht uur op.
  13. Onze school begint om acht uur.
  14. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien.
  15. Het computersysteem wordt om acht uur 's avonds automatisch uitgeschakeld.