Betekenis van:
afhandelen

afhandelen
Werkwoord
  • (een aangelegenheid, onderwerp) tot een besluit brengen
"ik moet dit nog even afhandelen en dan ben ik klaar"
"een zaak afhandelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

afhandelen
Werkwoord
  • regelen zodat het tot een einde komt
"Gelukkig kon de bank de lening afhandelen en hoefden we niet opnieuw langs."

Voorbeeldzinnen

  1. Afhandelen van financiële transacties en clearingdiensten
  2. Afhandelen van wagongebreksberichten en uitstaande vragen.
  3. Controle van apparatuur en afhandelen van defecten.
  4. documenten en formulieren voor het afhandelen van vliegtuigen; en
  5. uitwisseling van informatie ter ondersteuning van het afhandelen van uitzonderingsgevallen:
  6. documenten en formulieren voor het afhandelen van vliegtuigen; en
  7. Stappen zetten naar grotere aansprakelijkheid en transparantie bij het afhandelen van veiligheidskwesties.
  8. Er zijn procedures voor het afhandelen van verzoeken om weefsels en cellen.
  9. Ervaren medewerkers vormen een personeelsbestand dat zelfstandig kan functioneren en daardoor zaken efficiënt kan afhandelen.
  10. transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten.
  11. alle beleggingsondernemingen die systematisch intern een aandeel afhandelen dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten;
  12. In het trainingsprogramma dienen oefeningen te zijn opgenomen in het afhandelen van storingen welke de overgang op hogere minima vereisen.
  13. Ministerraad en parlement moeten met voldoende regelmaat bijeenkomen om overheidsaangelegenheden met de nodige spoed te kunnen afhandelen.
  14. Aan de lijst met mogelijke concurrenten voegen zij een aantal boekhandels toe die - zelfs incidenteel - bestellingen voor buitenlandse boekhandels afhandelen.
  15. Zorgen voor een goede werking van de handelsrechtbanken en de werking van de rechtbanken bij het afhandelen en verwerken van faillissementsprocedures ontwikkelen.