Betekenis van:
angstig

angstig
Bijvoeglijk naamwoord
  • vol van bange gevoelens
"We hebben zo iets angstigs beleefd! We werden bijna door een grote vrachtauto van de weg gedrukt."
angstig
Bijvoeglijk naamwoord
  • erg eng; afkeer inboezemend; angst verwekkend; angstwekkend; angstwekkend; gerelateerd aan angst
"angstige spanning"
"angstige ogenblikken"

Synoniemen

angstig
Bijvoeglijk naamwoord
  • angst voelend
"hij voelde zich angstig en onzeker"
"de wei is leeg, op wat angstige schapen na"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Angstig wachtte hij op zijn zoon.
  2. het personeel dat met de dieren omgaat, heeft daarvoor de nodige opleiding of bekwaamheid, naar gelang van het geval, en voert zijn werkzaamheden uit zonder gebruikmaking van geweld of een methode die de dieren onnodig angstig maakt of onnodig letsel of leed toebrengt;