Betekenis van:
beducht

beducht
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''~ voor'': bewust van dreigend onheil
"De voor uitglijden beduchte oude man schuifelde voorzichtig over het ijs."
beducht
Bijvoeglijk naamwoord
  • angst voelend
"beducht zijn voor iets/iemand"

Synoniemen

Werkwoord