Betekenis van:
architectuur

architectuur (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • de kunst en de leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken
"onder architectuur [gebouwd]"

Synoniemen

Hyperoniemen

architectuur
Zelfstandig naamwoord
  • de bouwstijl van een gebouw
"De architectuur geeft doorgaans de opvatting van de architect weer."
architectuur (de ~ | meervoud architecturen)
Zelfstandig naamwoord
  • het geheel van de kenmerken waardoor de gebouwen van bepaald tijdvak, volk of architect zich van andere onderscheiden
"moderne architectuur"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

architectuur
Zelfstandig naamwoord
  • geheel van regels, protocollen en voorschriften waaraan programma's moeten voldoen om door de computer te kunnen worden begrepen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Valencia is beroemd om zijn opmerkelijke architectuur.
  2. De afgelopen tijd is er veel gesproken over de architectuur van de nieuwe school.
  3. ARCHITECTUUR
  4. Architectuur
  5. Algemene architectuur
  6. Type architectuur
  7. aanpassingsfactor architectuur
  8. Wi aanpassingsfactor architectuur
  9. Bioclimatische architectuur (2 punten)
  10. Architectuur centrale niveau
  11. Bioklimatologische architectuur (3 punten)
  12. Stimuleringsfonds voor de architectuur
  13. Algemene opzet en architectuur
  14. Architectuur centrale niveau
  15. Architectuur van het EC VVR