Betekenis van:
baar

baar (de ~ | meervoud baren)
Zelfstandig naamwoord
  • gegoten staaf van kostbaar metaal
"een baar goud"

Hyperoniemen

baar (de ~ | meervoud baren)
Zelfstandig naamwoord
  • draagtoestel, draagbaar, met name lijkbaar
"in defilé trok men langs de baar van de vorst"
"op een baar"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

baar (de ~ | meervoud baren)
Zelfstandig naamwoord
  • golf op zee
"Hij zong het liedje liedje "Varen, varen over de baren, varen varen over de zee"."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

baar
Zelfstandig naamwoord
  • een kleine verhoging of onderstel, waarop een doodskist wordt opgebaard of gedragen
baar
Zelfstandig naamwoord
  • een staaf edelmetaal
baar
Zelfstandig naamwoord
  • ''meestal in meervoud'' golf op zee
baar
Bijvoeglijk naamwoord
  • onvermengd
"baar geld"
"een bare leugen"

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik zou met baar geld willen betalen.
  2. convertibiliteit heeft betrekking op de mate waarin financiële instrumenten kunnen worden omgezet in baar geld of overdraagbare deposito’s, alsmede op de daaraan verbonden kosten; het verlies van fiscale voordelen bij een dergelijke omzetting kan worden beschouwd als een boete die de mate van liquiditeit vermindert,
  3. Een syndicaatslening die bepaalt dat de debiteur de geldgever mag laten aflossen in ruil voor een uitstaande lening, is slechts beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, op voorwaarde dat de tegenpartij vóór de mobilisatie de desbetreffende NCB een afdwingbaar zekerheidsrecht verleent op het recht van de tegenpartij om baar geld te ontvangen voor deze aflossing.