Betekenis van:
bankbiljet

bankbiljet (het ~ | meervoud bankbiljetten)
Zelfstandig naamwoord
  • wettig betaalmiddel van papier
"bankbiljetten draaien/drukken"
"een bankbiljet van [vijftig] gulden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bankbiljet
Zelfstandig naamwoord
  • een betaalmiddel van papier of kunststof dat is bedrukt met een tekst waaruit een tegenwaarde blijkt
"U kunt bij ons geen bankbiljetten van €500,- inwisselen."

Voorbeeldzinnen

  1. Verkleurd bankbiljet
  2. Het hele bankbiljet is met vuil besmeurd
  3. Inkt ontbreekt op delen van het bankbiljet of in het geheel, bijvoorbeeld een gewassen bankbiljet
  4. Afbeelding of geschrift op enigerlei manier op een bankbiljet aangebracht
  5. Een bankbiljet komt met name niet voor inwisseling in aanmerking, indien het uit meer dan twee samengevoegde delen van hetzelfde bankbiljet bestaat, dan wel door antidiefstalapparatuur beschadigd is.
  6. Bovendien komt een bankbiljet niet voor inwisseling in aanmerking, indien het gemerkt is of zodanig beschadigd is dat het onmogelijk is om te controleren of het gemerkt is.
  7. De densiteitstoename van een referentiebankbiljet is de hoogste waarde tussen de gemiddelden van minstens vier meetpunten, gemeten aan de niet-bedrukte voor- en de achterzijde van het bankbiljet en zonder enige watermerkmodulatie.
  8. Dit wordt gemeten middels het tekenen van een rechte lijn van de bovenkant van de scheur naar de rand van het bankbiljet waar de scheur begint (rechthoekige projectie), en niet middels het meten van de lengte van de scheur.
  9. Weigering mag alleen mogelijk zijn om redenen die op het „beginsel van goede trouw” terug te voeren zijn (bijvoorbeeld omdat de nominale waarde van het aangeboden bankbiljet niet in verhouding staat tot het bedrag dat aan de crediteur bij de betaling verschuldigd is).