Betekenis van:
brommen

brommen
Werkwoord
  • op een brommer rijden
"fietspad, dus niet brommen"

Hyperoniemen

brommen
Werkwoord
  • mompelen
"iets brommen"

Hyperoniemen

brommen
Werkwoord
  • een laag rommelend geluid voortbrengen
"Er werd als antwoord wat gebromd, maar duidelijkheid kwam er niet."
brommen
Werkwoord
  • op een bromfiets ergens heengaan
"Ik ben wel eens naar Giessendam gebromd."
brommen
Werkwoord
  • op een bromfiets rijden
"Hij had heel wat gebromd voordat hij zijn motorrijbewijs ging halen."
brommen
Werkwoord
  • opgesloten zitten; in de gevangenis straf ondergaan; gevangen zitten; gevangen zitten
"een week moeten brommen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord