Betekenis van:
fiks

fiks
Bijvoeglijk naamwoord
  • groot, krachtig
"Na wat onderhandelen heb ik een fikse korting bedongen."
fiks
Bijvoeglijk naamwoord
  • in hoge mate
"fiks uit de kluiten gewassen zijn"
"een fiks(e) aantal/hoeveelheid"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord