Betekenis van:
flexibel

flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
  • het vermogen hebbend gebogen te worden
"Dit stuk rubber maakt een flexibele verbinding mogelijk tussen beide delen van het toestel."
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''overdrachtelijk:'' bereid zich aan te passen
"Het was aan haar flexibele opstelling te danken dat de onderhandelingen niet afbraken."
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
  • meegaand; flexibel; inschikkelijk; flexibel
"een flexibel karakter"
"Ik ben flexibel."

Synoniemen

flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
  • anders kunnende worden
"flexibele werktijden"
"flexibele arbeid(skrachten)/banen"

Synoniemen

Hyperoniemen

flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
  • buigzaam
"flexibel materiaal"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. delen zoals „flexibel draadgaas”.
  2. Deze termijnen zijn intern flexibel.
  3. Het thema beveiligingsonderzoek is flexibel opgezet.
  4. in droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal
  5. Markt voor gasopslagfaciliteiten en middelen voor flexibel gasbeheer
  6. „De capaciteit van de particuliere herverzekeringsmarkt is flexibel.
  7. Zij zijn flexibel en aanpasbaar aan veranderende marktomstandigheden.
  8. Sommige rotatiezeefpapiermachines kunnen in zekere mate flexibel worden benut.
  9. Dat betekent dat zij dus concurrerend en flexibel moeten zijn.
  10. Flexibel bereik (als P > 90 % van het maximumvermogen):
  11. Flexibel streefdoel dat moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in elk gebied.
  12. Daardoor zijn gebruikers niet flexibel in hun keus voor een bepaalde EMD-bron.
  13. de meeste middelen voor een flexibel gasbeheer zijn alleen op nationaal niveau beschikbaar;
  14. Flexibel ijkpunt: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied.
  15. Tegelijkertijd zullen minder alternatieven op het vlak van flexibel gasbeheer voor concurrerende gasleveranciers beschikbaar zijn.