Betekenis van:
geld

geld (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • algemeen betaalmiddel; geld
"met geld smijten"
"iets te gelde maken"

Synoniemen

Hyperoniemen

geld (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • geldelijke middelen; geld of geldzaken; geldelijk vermogen; rijkdom in geld en bezit
"goed geld verdienen"
"een kwestie van geld zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geld
Zelfstandig naamwoord
  • een ruilmiddel dat gegarandeerd wordt door een land waarmee goederen en diensten kunnen worden gekocht
"Hij ging uit eten, maar toen hij moest betalen kwam hij erachter dat hij geen geld bij zich had."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Geld lenen kost geld!
  2. Ik heb weinig geld.
  3. Hij heeft veel geld.
  4. Ik wil geen geld.
  5. Tom had geen geld.
  6. Hij wil het geld.
  7. Hoeveel geld heeft hij?
  8. Hij eiste veel geld.
  9. Verspil je geld niet.
  10. We hebben geld nodig.
  11. Geld regeert de wereld.
  12. Hij heeft geld nodig.
  13. Zij had geen geld.
  14. Geld maakt niet gelukkig.
  15. Zij heeft veel geld.