Betekenis van:
gelid

gelid (het ~ | meervoud gelederen)
Zelfstandig naamwoord
  • rechte, gesloten rij
"de gelederen sluiten"
"in het gelid marcheren/'gaan staan'/blijven"

Hyperoniemen

gelid
Zelfstandig naamwoord
  • een naast elkaar opgestelde rij
"Er was onrust in de gelederen."