Betekenis van:
gepast

gepast
Bijvoeglijk naamwoord
  • fatsoenlijk
"met gepaste eerbied"
"een gepast antwoord"
gepast
Bijvoeglijk naamwoord
  • netjes, fatsoenlijk; fatsoenlijk; zoals het hoort; zoals het hoort

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Zijn toespraak was niet erg gepast voor de gelegenheid.
  2. De spreker reageert onmiddellijk, gepast en informatief.
  3. Daarom is een rechtstreekse vergelijking niet gepast.
  4. De spreker reageert veelal onmiddellijk, gepast en informatief.
  5. De spreker reageert soms onmiddellijk, gepast en informatief.
  6. indien gepast, biologische monitoring alsmede opsporing van de eerste en nog reversibele effecten.
  7. Om al deze redenen is het totale niveau van de steun gepast.
  8. Deze inventarissen dienen als basis voor een gepast programma aan maatregelen.
  9. Een periode die op 31 december 2011 verstrijkt, lijkt daartoe het meest gepast.
  10. Het is daarom gepast het Programma voor ondernemerschap en innovatie vast te stellen.
  11. Hij is gevoelig voor verbale en niet-verbale signalen en weet gepast op deze signalen te reageren.
  12. Als hulp om tot een gepast aantal scenario's te komen, bevatten deze richtsnoeren een tabel met typische scenario's (tabel 2).
  13. Voorts is het gepast de LPG-referentiebrandstof (autogas) aan te passen aan de gewijzigde situatie in de handel vanaf 2005.
  14. De Commissie acht dit echter niet gepast, omdat de cijfers van 2006 slechts ramingen voor het lopende boekjaar zijn.
  15. De lijst van functionarissen die immuniteit genieten inkorten, en alleen immuniteit geven in gevallen waar het echt gepast is.