Betekenis van:
gooien

gooien
Werkwoord
  • (iets) door krachtig met de arm te zwaaien vanuit de hand naar iets of iem. anders laten gaan
"een sneeuwbal naar iemand gooien"
"er met de pet naar gooien"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

gooien
Werkwoord
  • het door de lucht verplaatsen van een voorwerp, al dan niet naar een doelwit

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. De jongen vond het leuk om eieren naar mensen te gooien vanuit het raam van zijn flat.
  2. Vaartuigen voor de tonijnvisserij mogen geen zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee gooien.
  3. Het overboord gooien van afval tijdens het ophalen van vistuig moet worden vermeden.
  4. Tijdens het uitzetten van vistuig is het overboord gooien van afval verboden.
  5. „Laat uw schoenen zo mogelijk liever repareren dan ze weg te gooien: dat is minder belastend voor het milieu.”
  6. vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien;
  7. vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien,
  8. Zal hij het product kalm neerzetten en een preventieve actie ondernemen, zoals het doven van het vuur dat door het product is ontstaan, of zal hij het in paniek van zich af gooien?