Betekenis van:
koel

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • met een naar verhouding lagere temperatuur dan de warme of hete omgeving
"Zet het in de kelder, dan blijft het wel koel."
koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet hartelijk; koel; niet hartelijk; afstandelijk
"een koele ontvangst"
"op koele toon"

Synoniemen

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • koel; fris
"koel water"
"een koele kamer/zomer"

Synoniemen

Hyperoniemen

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • verstandig, zakelijk
"een koele kikker"
"in koelen bloede iemand vermoorden"

Synoniemen

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • zich niet in de praktijk voordoend

Synoniemen

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • slaafs

Synoniemen

koel
Bijvoeglijk naamwoord
  • mbt. de of een universiteit; universitair; mbt. wetenschap

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Houd het hoofd koel.
  2. KOEL-VRIESKAST
  3. Koel-vriescombinaties
  4. Koel-vrieskast
  5. Koel- en diepvriesuitrusting
  6. Koel-vrieskasten, compressietype:
  7. Koel gematigd — Droog
  8. Koel gematigd — Nat
  9. Koel- en ventilatie-uitrusting
  10. KOEL-KELDERKAST, KELDERKAST EN WIJNBEWAARKAST
  11. Koel- of vriescellen voor lijkenhuis
  12. Installeren van koel- en vriesuitrusting
  13. Koelkasten, vrieskasten en koel-vriescombinaties
  14. Koel-kelderkast, kelderkast en wijnbewaarkasten
  15. STATIONAIRE KOEL-, KLIMAATREGELINGS- EN WARMTEPOMPAPPARATUUR