Betekenis van:
kom

kom (de ~ | meervoud kommen)
Zelfstandig naamwoord
  • bebouwd gebied
"de bebouwde kom"
"binnen/buiten de bebouwde kom"

Hyperoniemen

Hyponiemen

kom (de ~ | meervoud kommen)
Zelfstandig naamwoord
  • deel v.e. gewricht
"(haar arm is) uit de kom"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kom (de ~ | meervoud kommen)
Zelfstandig naamwoord
  • rond bakje
"een kom met goudvissen"
"een kom soep"

Hyperoniemen

Hyponiemen

kom
Zelfstandig naamwoord
  • eetgerei zoals een bord, maar dan dieper
kom
Werkwoord
  • eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen
kom
Werkwoord
  • gebiedende wijs van komen
kom
Werkwoord
  • ''(bij inversie)'' tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kom snel!
  2. Kom overmorgen.
  3. Kom hier!
  4. Ik kom.
  5. Kom onmiddellijk.
  6. Kom onmiddellijk.
  7. Kom binnen!
  8. Ja, ik kom dadelijk.
  9. Ik kom uit China.
  10. Ik kom uit Noorwegen.
  11. Ik kom uit Nederland.
  12. Kom je of niet?
  13. Ik kom uit Saitama.
  14. Kom als ge kunt.
  15. Johnny, kom snel hier!