Betekenis van:
merk

merk
Zelfstandig naamwoord
  • een kenteken aangebracht ter identificatie van iets
"Je kunt dat merkje er nu wel afhalen."
merk (het ~ | meervoud merken)
Zelfstandig naamwoord
  • naam v.d. fabrikant en diens producten; vast teken op handelswaren; eigennaam officieel gebruikt als merk
"een (on)bekend merk"
"een merk voeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

merk
Zelfstandig naamwoord
  • een symbool voor producten van een bepaalde producent of handelsonderneming
"Die computer is van een vrij onbekend merk."
merk (het ~ | meervoud merken)
Zelfstandig naamwoord
  • onderscheidend kenmerk; onderscheidend kenteken
"iets van een merk(je) voorzien"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Audley is een Chinees merk.
  2. Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.
  3. Welk merk heb je het liefst?
  4. Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.
  5. Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?
  6. Merk
  7. merk;
  8. Merk
  9. Merk: …
  10. Merk:
  11. Merk
  12. Merk(en)
  13. Merk:3.2.6.2.
  14. Merk/Model
  15. Merk:2.1.16.2.