Betekenis van:
neer

neer
Bijwoord
  • in benedenwaartse richting
"Op en neer."
neer
Bijwoord
  • .
neer
Bijwoord
  • neerzetten: ''hij zette zijn bierglas '''neer''' op de tafel''
neer (de ~ | meervoud neren)
Zelfstandig naamwoord
  • trechtervormige ronddraaiende stroom in het water, die water en voorwerpen naar beneden zuigt

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!
  2. Ze lag neer op de grond en begon te lezen.
  3. Dat kwam neer op 4463 voltijdbanen.
  4. Dit komt neer op een bedrag van […] miljard EUR.
  5. Dit kwam neer op een marktaandeel van 1,6 %.
  6. De stof absorbeert methyleenblauw en slaat als blauwe vezelachtige massa neer
  7. De keuze voor een dergelijke aanpak komt in feite neer op de volgende drieledige doelstelling:
  8. De calciumionen-concentratie wordt opgevoerd om paracaseïne door de toevoeging van stremsel neer te kunnen slaan.
  9. Voor twee scheepsaandelen komt dit neer op een bedrag van 554683 FRF (ongeveer 85300 EUR).
  10. Derhalve komen de bijdragen van de investeerders slechts neer op ongeveer 90 % van het gegarandeerde bedrag.
  11. Vóór elke meting wordt het voertuig op en neer bewogen zoals aangegeven in punt 5.4.
  12. Dit komt neer op een daling van de voorraden met 19,1 % van 2002 tot in 2003.
  13. Voor Corus komt de betrokkenheid van de overheid in de brugpensioenregeling neer op staatssteun.
  14. Over de gehele analyseperiode komt dit neer op een daling met 12,6 procentpunten.
  15. Dit komt neer op een stijging van 4 % over de gehele beoordelingsperiode.