Betekenis van:
nok

nok (de ~ | meervoud nokken)
Zelfstandig naamwoord
  • punt v.e. schuin dak; nok van een dak
"in de nok"
"tot de nok (toe) gevuld/vol"

Synoniemen

Hyperoniemen

nok
Zelfstandig naamwoord
  • een uitstulping op een as waarmee het openen en sluiten van de kleppen wordt gestuurd
"Een nokkenas met versleten nokken."
nok
Zelfstandig naamwoord
  • het hoogste gedeelte van een schuin dak
nok
Zelfstandig naamwoord
  • horizontale snijlijn van twee dakschilden
nok
Zelfstandig naamwoord
  • bovenste balk

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.
  2. miljoen NOK
  3. 45 mln NOK
  4. 395 mln NOK
  5. Prijs NOK/kWh
  6. 34 mln NOK
  7. 134 mln NOK
  8. Toegepast recht (NOK/kg)
  9. 67 mln NOK
  10. 296 mln NOK
  11. 593 mln NOK
  12. Totale bedrijfskosten, NOK/kWh
  13. 1186 mln NOK
  14. Exploitatiekosten NOK/kWh
  15. Een belastingvoordeel van 9 % op een bedrag van 3000000 NOK is 270000 NOK.