Betekenis van:
noodzaak

noodzaak (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • zeer dringend iets; iets waaraan niet te ontkomen valt; noodzaak; zeer dringend iets; geval dat grote spoed vereist
"absolute/pure noodzaak"
"dringende/dwingende noodzaak"

Synoniemen

Hyperoniemen

noodzaak
Zelfstandig naamwoord
  • iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen
"Insuline krijgen is een noodzaak voor diabetespatiënten."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Noodzaak is hard
  2. Men hoeft geen dingen toe te voegen (aan een formule) zonder noodzaak
  3. Noodzaak.
  4. Noodzaak van de steun
  5. Noodzaak en evenredigheid
  6. Stimulerend effect en noodzaak
  7. Noodzaak voor de steun
  8. Noodzaak van opleiding
  9. Noodzaak van de compensatie
  10. Stimulerend effect/noodzaak
  11. Noodzaak van een certificaat
  12. Noodzaak van de compensatie
  13. Noodzaak van de steun
  14. Noodzaak van de steun
  15. NOODZAAK VAN DE MAATREGEL