Betekenis van:
ontbreken

ontbreken
Werkwoord
  • niet aanwezig zijn terwijl dit wel zou moeten of verwacht wordt
"Er ontbrak een bestand op de harde schijf."
ontbreken
Werkwoord
  • ontbreken; mankeren; er niet zijn; ontbreken
"niet mogen ontbreken"
"ontbreken in een kaartspel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Er ontbreken twee bladzijdes uit dit boek.
  2. Hoewel de krachten ontbreken, moet toch de wil geprezen worden
  3. Ontbreken van een afvalstoffenjournaal.
  4. Ontbreken van gevalideerde methoden
  5. ONTBREKEN VAN EEN VOORDEEL
  6. ONTBREKEN VAN GARANTIE
  7. Wissers werken niet of ontbreken.
  8. Veiligheidsbouten zitten los of ontbreken.
  9. Wissers werken niet of ontbreken.
  10. Zegels zijn stuk of ontbreken.
  11. Conservatieve ramingen ingeval emissieverslagen ontbreken
  12. Ontbreken van een economisch voordeel
  13. Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken.
  14. Snelheidssensoren aan wielen ontbreken of zijn beschadigd.
  15. Ontbreken van arbeidsrechtelijke of andere voordelen