Betekenis van:
missen

missen
Werkwoord
  • (iets) fout doen
"een kans missen"
"een vraag missen"

Hyperoniemen

missen
Werkwoord
  • kwijt zijn
"een portefeuille missen"
"je moeder al jong moeten missen"

Hyperoniemen

missen
Werkwoord
  • niet raken
"het schot mist (zijn doel)"

Hyperoniemen

missen
Werkwoord
  • niet raken, niet treffen
"Zijn doel missen."
missen
Werkwoord
  • niet halen
"De bus missen."
missen
Werkwoord
  • zich vergissen
"Missen is menselijk."
missen
Werkwoord
  • niet hebben
"Een album van een stripreeks missen."
missen
Werkwoord
  • ontberen
"Die opmerking mist elke grond."
missen
Werkwoord
  • de afwezigheid voelen van
"Ik mis je elke dag een beetje meer."
missen
Werkwoord
  • afwezig zijn bij
"Dat concert wil ik voor geen geld missen."
missen
Werkwoord
  • ontbreken; mankeren; er niet zijn; ontbreken
"er missen nog twee kinderen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

mis (de ~ | meervoud missen)
Zelfstandig naamwoord
  • dienst v.d. rooms-katholieke kerk; mis
"de mis doen/celebreren"
"de mis horen/bijwonen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

miss (de ~ | meervoud missen)
Zelfstandig naamwoord
  • (titel v.h.) mooiste meisje
"miss Holland/België"

Synoniemen

Hyperoniemen

mis (de ~ | meervoud missen)
Zelfstandig naamwoord
  • muziek voor een mis
"een mis (van [Palestrina]) uitvoeren"

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Je vrienden zullen je missen.
  2. Ik zal u allemaal missen.
  3. Je vrienden zullen je missen.
  4. We missen je heel erg.
  5. We missen je heel erg.
  6. We missen je allemaal heel erg.
  7. We zullen je heel erg missen.
  8. Ik begin mijn vriendin te missen.
  9. Uw vrienden zullen u missen wanneer u weg bent.
  10. Hij haastte zich om de trein niet te missen.
  11. Je zal Japans eten in de Verenigde Staten missen.
  12. Het was ondoordacht van je de bus te missen.
  13. Ik zal je missen wanneer je weg bent.
  14. Als we de trein missen, dan gaan we met de bus.
  15. merken die elk onderscheidend vermogen missen;