Betekenis van:
onverwijld

onverwijld
Bijvoeglijk naamwoord
  • zonder uitstel
"Hij gaf ons onverwijlde hulp."
onverwijld
Bijvoeglijk naamwoord
  • dadelijk
"onverwijld de verdieping ontruimen"
"onverwijlde hulp"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Onverwijld
  2. De Raad komt onverwijld bijeen.
  3. De zekerheid wordt onverwijld vrijgegeven, wanneer
  4. Het Comité brengt onverwijld advies uit.
  5. stelt de Autoriteit hiervan onverwijld in kennis,
  6. De kustlidstaat verricht onverwijld de volgende handelingen:
  7. Het Comité brengt onverwijld advies uit.
  8. De signalerende lidstaat toetst de mededeling onverwijld en verbetert of verwijdert zo nodig de gegevens onverwijld.
  9. Ze stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.”.
  10. Het Bureau dient zijn advies onverwijld bij de Commissie in.
  11. De desbetreffende verwerkingsverantwoordelijke garandeert dat de DPO onverwijld geïnformeerd wordt:
  12. Bovendien worden eventuele nog openstaande schulden aan overheidsinstanties onverwijld voldaan.
  13. Na aanwijzing vat de trustee onverwijld zijn werkzaamheden aan.
  14. Na afloop van deze termijn worden ze onverwijld gewist.
  15. Daarnaast worden nog openstaande schulden aan overheidsinstanties onverwijld voldaan.