Betekenis van:
oogst

oogst (de ~ | meervoud oogsten)
Zelfstandig naamwoord
  • het binnenhalen v.d. gewassen
"de oogst is begonnen"

Hyperoniemen

oogst (de ~ | meervoud oogsten)
Zelfstandig naamwoord
  • het gewas dat binnengehaald moet worden of binnengehaald is
"de oogst aan [nieuwe artikelen]"
"een mislukte oogst"

Synoniemen

Hyperoniemen

oogst
Zelfstandig naamwoord
  • som geld dat iets opbrengt; opbrengst t.o.v. kosten; resultaten van een inspanning; geld opgebracht door b.v. verkoop
"financiële oogst"
"de oogst van vandaag"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

oogst
Zelfstandig naamwoord
  • het van het land halen van het rijpe gewas
"De oogst is in volle gang."
oogst
Zelfstandig naamwoord
  • de opbrengst behaald met [1]
"De oogst is bijzonder rijk dit jaar."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het zal schade aanrichten aan de oogst.
  2. Oogst:
  3. OOGST
  4. BESCHRIJVING OOGST
  5. Late oogst.
  6. Datum van de oogst
  7. Weersomstandigheden vóór de oogst
  8. Oogst- en dorsmachines
  9. Kweekbedrijf: overlading naar/oogst
  10. Oogst-, dier- en plantverzekering
  11. Oogst-, dier- en plantverzekering
  12. Op de oogst volgend kalenderjaar
  13. Rijst: snelle desinfectie na oogst
  14. Duurzame oogst van wild zeewier
  15. Desinfectie van aardbeienplanten na de oogst