Betekenis van:
periodiek

periodiek (de/het ~ | meervoud periodieken)
Zelfstandig naamwoord
  • jaarlijkse salarisverhoging
"u gelieve de salarisschaal en periodiek te vermelden"
"een periodiek toekennen"

Hyponiemen

periodiek
Zelfstandig naamwoord
  • regelmatig, met tussenpozen
"het periodiek systeem"
"periodieke onthouding"

Synoniemen

Hyperoniemen

periodiek
Zelfstandig naamwoord
  • een regelmatig verschijnend tijdschrift
"Bij de kiosk verkoopt men allerlei periodieken."
periodiek (de/het ~ | meervoud periodieken)
Zelfstandig naamwoord
  • drukwerk waarvan met vaste tussenpozen afleveringen verschijnen

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

periodiek
Bijvoeglijk naamwoord
  • periodisch, regelmatig terugkerend

Voorbeeldzinnen

  1. periodiek worden vastgesteld;
  2. Initieel/periodiek onderzoek (2)
  3. Periodiek regenererend systeem (katalysator, roetfilter):
  4. Het Bureau doet periodiek verschijnen
  5. Het werkprogramma wordt periodiek herzien.
  6. Die lijst wordt periodiek bijgewerkt.
  7. Vervanging na een periodiek onderzoek
  8. Een entiteit toetst de effectiviteit periodiek.
  9. zij worden al dan niet periodiek uitgevoerd;
  10. (datum van het volgende periodiek onderzoek)
  11. De Commissie neemt periodiek de volgende maatregelen:
  12. Deze platforms dienen naar behoefte periodiek te worden vervangen.
  13. Iedere aangemelde instantie publiceert periodiek alle relevante informatie over:
  14. Tijdschriften worden periodiek gedrukt (wekelijks, tweewekelijks of maandelijks).
  15. aanpassing in veld 5: nieuw verworven taalkennis of periodiek taalexamen