Betekenis van:
groei

groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • (persoonlijke) ontwikkeling
"Deze cursus is goed voor je groei in je nieuwe functie."

Hyperoniemen

Hyponiemen

groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • de uitbreiding van niet-organismen
"de (snelle) groei van de inflatie"

Hyperoniemen

Hyponiemen

groei
Zelfstandig naamwoord
  • het groter worden
"Zijn groei schokte de wereld."
groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • nieuw uitgelopen twijg
"Er zit weer wat groei in de rhodondendron"

Synoniemen

Hyperoniemen

groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • groei; van levende wezens
"tot volle groei komen"
"op de groei (maken/kopen)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. "Het is prima," lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
  2. groei (%)
  3. Groei
  4. Groei
  5. Groei
  6. GROEI
  7. Groei
  8. langzame groei;
  9. endofytische groei
  10. Economische groei
  11. Duurzame groei
  12. Duurzame groei
  13. Verkoopvolume, marktaandeel en groei
  14. Verkoopvolume, marktaandeel en groei
  15. Verwachte groei van arbeidsplaatsen