Betekenis van:
cultuur

cultuur (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • beschaving; beschaafd zijn; beschaving v.d. mens
"de kinderen krijgen onderwijs in eigen taal en cultuur"
"de christelijke cultuur"

Synoniemen

Hyperoniemen

cultuur (de ~ | meervoud culturen)
Zelfstandig naamwoord
  • kweek van bacteriën; bacteriecultuur
"een cultuur uitplaten"

Synoniemen

Hyperoniemen

cultuur (de ~ | meervoud culturen)
Zelfstandig naamwoord
  • het kweken; teelt van gewassen; het telen; het kweken; teelt
"een stuk grond in cultuur brengen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cultuur
Zelfstandig naamwoord
  • stijl van een groep in een periode

Hyperoniemen

Hyponiemen

cultuur
Zelfstandig naamwoord
  • het patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren, die deze activiteiten een zekere betekenis geven

Voorbeeldzinnen

  1. Cultuur maakt talen kapot.
  2. Europa heeft meer cultuur!
  3. Ze hadden een eigen cultuur.
  4. Ik ben een groot bewonderaar van de Amerikaanse cultuur.
  5. De cultuur en de mensen waren heel interessant
  6. Toen ik vier jaar geleden naar de Verenigde Staten verhuisde, had ik moeite om me aan te passen aan een nieuwe taal en cultuur.
  7. Cultuur
  8. Cultuur:
  9. CULTUUR
  10. Cultuur Sport
  11. Commissie cultuur en onderwijs
  12. Kulturministeriet (ministerie van Cultuur)
  13. Cultuur, media en sport
  14. Onderwijs en cultuur
  15. Cultuur (sinds 15.5.2006)