Betekenis van:
plegen

plegen
Werkwoord
  • (van personen) gewoon zijn
"plegen te doen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

plegen
Werkwoord
  • een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
"Hij pleegde een dubbele moord."
plegen
Werkwoord
  • gewoon zijn, vaak doen
"Hij placht iedere week naar de schouwburg te gaan."
plegen
Werkwoord
  • (iets kwaads, nadeligs) doen
"een moord plegen"
"zelfmoord plegen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hij probeerde zelfmoord te plegen.
  2. Ze probeert zelfmoord te plegen.
  3. Hij probeert zelfmoord te plegen.
  4. Ik zou ongelukkig zijn, maar ik zou geen zelfmoord plegen.
  5. Ik wil een telefoontje plegen, maar ik heb geen kleingeld.
  6. Hij probeerde zelfmoord te plegen, omdat hij haar liefde verloren had.
  7. Zij plegen hieromtrent overleg met de Commissie.
  8. Strafbare feiten in verband met het plegen van zelfmoord
  9. De betrokken voorzitterschappen plegen overleg over de praktische regelingen.
  10. het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven;
  11. Daarbij plegen zij overleg met de erkende onderzoeksinstellingen;
  12. Voorkomen van het financieren en plegen van terreuraanslagen.
  13. Waar van toepassing, plegen de transportnetbeheerders overleg met naburige transportnetbeheerders.
  14. Publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf
  15. De bank zal zodanige investeringen in deze ondernemingen plegen als nodig is voor deze activiteiten.