Betekenis van:
rammen
rammen
Werkwoord
- een opzettelijke botsing veroorzaken
"Triremen waren toegerust om een vijandelijk schip te rammen."
rammen
Werkwoord
- met een zwaar voorwerp een poort of deur inslaan
"De Geuzen ramden de poort van Brielle en namen de stad in."
ram (de ~ | meervoud rammen)
Zelfstandig naamwoord
- mannetjesschaap
"rammen en ooien"
"hij is aan een (kwade) ram gekoppeld"
Hyperoniemen
ram (de ~ | meervoud rammen)
Zelfstandig naamwoord
- mannetje van het konijn en van de haas
"een ram en een voedster"