Betekenis van:
rijtuig

rijtuig
Zelfstandig naamwoord
  • wagen die door een of meer paarden getrokken wordt
"Te Berwick, niet ver van Chicago, lieten Donderdagavond laat zes roovers zich in een rijtuig naar de Bank rijden. Terwijl twee hunner (thans: van hen) buiten bleven om op het rijtuig te passen, gingen de vier anderen, met behulp van valsche sleutels, het gebouw binnen, lieten met dynamiet de brandkast openspringen en stalen daaruit 30,000 dollars in goud. "
rijtuig
Zelfstandig naamwoord
  • een van de wagens van trein of tram
"Als aanvulling op de eenheids-doorgangswagen („Donnerbüchsen“) werd het rijtuigfabrikaat Bi 29 ontwikkeld. Deze rijtuigen hadden geen open platforms, maar een gesloten instapruimte om reizigers in de 2e klas beter tegen tocht te beschermen."
rijtuig (het ~ | meervoud rijtuigen)
Zelfstandig naamwoord
  • door paarden getrokken voertuig

Hyperoniemen

Hyponiemen

rijtuig (het ~ | meervoud rijtuigen)
Zelfstandig naamwoord
  • treinrijtuig; treindeel zonder eigen motor; onderdeel v.e. trein

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. In elk rijtuig moeten ten minste twee nooduitgangen aanwezig zijn wanneer dat rijtuig ten hoogste plaats biedt aan 40 reizigers.
  2. eventuele beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het rijtuig;
  3. Een rijtuig mag worden uitgevoerd met een stuurstand.
  4. beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het rijtuig;
  5. Wanneer dit niet mogelijk is moet het rijtuig op de volgende wijze verlaten kunnen worden:
  6. Nooduitgangen mogen zich niet alle aan één zijde van het rijtuig bevinden.
  7. voor de veiligheid relevante gegevens met betrekking tot het onderhoudsschema van het rijtuig.
  8. de gegevens van de eigenaar of de lessee van het rijtuig;
  9. Het is toegestaan dit op afstand voor de gehele trein of per rijtuig te doen plaatsvinden.
  10. Het rijtuig moet drie of meer nooduitgangen hebben wanneer het plaats biedt aan meer dan 40 reizigers.
  11. Om redenen van veiligheid dient de lidstaten te worden verzocht een identificatiecode toe te kennen aan elk in dienst gesteld rijtuig.
  12. Deze code dient op elk rijtuig te worden aangebracht en te worden opgenomen in een nationaal register dat aan de volgende eisen voldoet:
  13. Indien de lidstaten toestemming geven voor de ingebruikneming van rollend materieel, dragen zij er tevens zorg voor dat aan elk rijtuig een alfanumerieke identificatiecode wordt toegekend.
  14. Een rijtuig is een spoorvoertuig zonder eigen aandrijving dat in een vaste of variabele treinsamenstelling wordt gebruikt voor het vervoer van reizigers.
  15. het in werking stellen van de alarmmelder te worden bevestigd aan de persoon die deze in werking heeft gesteld (geluidssignaal in het rijtuig, begin van remming o.i.d.).