Betekenis van:
rits

rits
Zelfstandig naamwoord
  • reeks, serie
"Hij kwam met een hele rits voorstellen."
rits
Zelfstandig naamwoord
  • ritssluiting
"M'n rits is stuk."
rits
Zelfstandig naamwoord
  • scherm van rijshout

Hyperoniemen

rits
Zelfstandig naamwoord
  • wat door insnijden is gemaakt

Synoniemen

Hyperoniemen

rits
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald sluitmiddel; sluiting die open of dicht geritst kan worden

Synoniemen

Hyperoniemen

rits
Zelfstandig naamwoord
  • opeenvolging van zaken of gebeurtenissen; rits; opvolgende reeks

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord