Betekenis van:
rond

rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • vol van klank of smaak
"de wijn heeft een ronde, zoete smaak"
"een ronde en volle stem"
rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van getallen) geheel
"een rond getal"
"een (mooi) rond bedrag"

Hyperoniemen

rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • cirkelvormig.
"Koning Arthur zat aan een ronde tafel met zijn ridders, in plaats van zich aan het hoofd te plaatsen."
rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • soepel, zacht, niet scherp, half strak
"De wijn heeft een ronde smaak."
rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • afgewerkt, voltooid
"de zaak is rond"
"iets (niet) rond (kunnen) krijgen"

Synoniemen

rond
Bijvoeglijk naamwoord
  • de vorm van een cirkel hebbend
"de aarde is rond"
"een rond(e) pijp/staaf/raam/tafel/hoek"

Synoniemen

rond
Voorzetsel
  • om.
"Een reis rond de wereld."
rond
Voorzetsel
  • omstreeks.
"Ik kom vanavond rond 8 uur."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ballen zijn rond.
  2. De aarde is rond.
  3. Hij keek de kamer rond.
  4. Hij eet de klok rond.
  5. Ze sprong rond van opwinding.
  6. Rond welke leeftijd trouwen Japanners?
  7. Ik weeg rond de 60 kilo.
  8. Ik kwam hier aan rond vijf uur.
  9. Ik zwalkte doelloos in het rond.
  10. De maan draait rond de aarde.
  11. We lunchen zo rond de middag.
  12. De maan draait rond de aarde.
  13. Ik sta normaal op rond zes.
  14. Ik wil rond de wereld reizen.
  15. Ik zou graag rond de wereld zeilen.