Betekenis van:
rotting

rotting
Zelfstandig naamwoord
  • aantasting door bacteriële groei
"In dit practicum ga je onderzoeken hoe specifiek de relatie is tussen veroorzakers van rotting in verschillende soorten fruit en groenten."
rotting
Zelfstandig naamwoord
  • een wandelstok, eventueel voor zelfverdediging gebruikt
"In zyn hand hield hy een rotting, maar zelden droeg hy zyn snaphaan of pistolen.Stedman, John Gabriël, 1744-1797"
rotting (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het bederven; het door schimmels, bacteriën enz. aangetast raken van organische stoffen; bederf; bederf
"door rotting worden de bladeren omgezet in humus"

Synoniemen

Hyperoniemen

rotting (de ~ | meervoud rottingen)
Zelfstandig naamwoord
  • wandelstok; rotan stok

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Rotting
  2. rotting
  3. van rotting
  4. van bamboe of van rotting
  5. zitmeubelen van teen, van rotting, van bamboe of van dergelijke stoffen– en omgevormd
  6. meubelen van andere stoffen, teen, rotting en bamboe daaronder begrepen– en omgevormd
  7. CPA 31.09.14: Meubelen van kunststof of van andere stoffen (teen, rotting en bamboe daaronder begrepen)
  8. meubelen van andere stoffen, daaronder begrepen teen, rotting, bamboe of dergelijke stoffen
  9. Bij maïs en sorghum zijn „bedorven korrels” korrels die door rotting, aantasting door schimmels (waaronder fusariose) of bacteriën of door andere oorzaken voor veevoeding ongeschikt zijn geworden.
  10. Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de mandenmakerij of voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen)
  11. Bedorven korrels zijn korrels die door rotting, aantasting door schimmels of bacteriën of door andere oorzaken voor menselijke voeding en, voor wat voedergranen betreft, voor veevoeding ongeschikt zijn geworden.
  12. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als „vlechtstoffen”: materialen in een zodanige toestand of vorm, dat zij geschikt zijn om te worden gevlochten, ineengestrengeld of volgens een soortgelijk procedé te worden behandeld. Daaronder worden onder meer begrepen: stro, teen, wilgenrijs, bamboe, rotting, bies, riet, houtrepen, stroken van ander plantaardig materiaal (bijvoorbeeld stroken van bast, smalle bladeren en raffia of andere stroken verkregen van brede bladeren), niet-gesponnen natuurlijke textielvezels, monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, van kunststof, strippen van papier. Hieronder vallen echter niet: leder of kunstleder in repen, vilt of gebonden textielvlies in stroken, mensenhaar, paardenhaar, voorgesponnen of gesponnen textielmateriaal (lonten, garens, enz.), monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, bedoeld bij hoofdstuk 54.