Betekenis van:
stiften

stiften
Werkwoord
  • een bal zacht met een boog (over de keeper) schieten
"Bij het nemen van de strafschop stiftte Panenka de bal over de al gedoken keeper heen."
stiften
Werkwoord
  • inkleuren met een stift
"Ik stiftte mijn lippen knalrood."
stiften
Werkwoord
  • stichten
stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
  • gebied onder bisschop; bisdom; bisdom; gebied waarover een bisschop het kerkelijk bestuur heeft; bisschoppelijk bestuur

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
  • gebouw waarin een klooster gevestigd is

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
  • houten of metalen pen
"Hij draaide de stift vast in het scharnier"

Hyperoniemen

stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
  • vulling voor een pen of potlood

Hyperoniemen

stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
  • pen v.e. met inkt doordrenkt stukje vilt; pen met viltstaafje met kleurstof

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Stiften voor vulpotlood
  2. stiften en bladen voor schroevendraaiers
  3. Stiften voor potloden of vulpotloden
  4. Stiften en bladen voor schroevendraaiers
  5. Stiften en bladen voor schroevendraaiers
  6. stiften voor potloden of voor vulpotloden
  7. Stiften en andere poreuze punten voor merkstiften, zonder intern kanaaltje
  8. stiften voor cosmetisch gebruik of toiletgebruik (hoofdstuk 33);
  9. Anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften;