Betekenis van:
stiften
stiften
Werkwoord
- een bal zacht met een boog (over de keeper) schieten
"Bij het nemen van de strafschop stiftte Panenka de bal over de al gedoken keeper heen."
stiften
Werkwoord
- inkleuren met een stift
"Ik stiftte mijn lippen knalrood."
stiften
Werkwoord
- stichten
stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
- gebied onder bisschop; bisdom; bisdom; gebied waarover een bisschop het kerkelijk bestuur heeft; bisschoppelijk bestuur
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
- gebouw waarin een klooster gevestigd is
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
- vulling voor een pen of potlood
Hyperoniemen
stift (de ~ | meervoud stiften)
Zelfstandig naamwoord
- pen v.e. met inkt doordrenkt stukje vilt; pen met viltstaafje met kleurstof
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Stiften voor vulpotlood
- stiften en bladen voor schroevendraaiers
- Stiften voor potloden of vulpotloden
- Stiften en bladen voor schroevendraaiers
- Stiften en bladen voor schroevendraaiers
- stiften voor potloden of voor vulpotloden
- Stiften en andere poreuze punten voor merkstiften, zonder intern kanaaltje
- stiften voor cosmetisch gebruik of toiletgebruik (hoofdstuk 33);
- Anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften;