Betekenis van:
				
					toonhoogte					
				
			
            toonhoogte (de ~ | meervoud toonhoogten, toonhoogtes)
Zelfstandig naamwoord
- hoogte van de tonen
 
"op dezelfde toonhoogte zitten"
"absolute/relatieve toonhoogte"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
toonhoogte
Zelfstandig naamwoord
- de frequentie van de grondtoon van een geluidssignaal
 
"Kinderen kunnen nog een toonhoogte van 20 kHz horen."
toonhoogte
Zelfstandig naamwoord
- de relatieve afstand van een toon ten opzichte van een andere toon
 
"Let erop dat tijdens het zingen de toonhoogte niet lager wordt."
Voorbeeldzinnen
- Signaal met vaste toonhoogte (vast frequentiespectrum), bv. claxon: akoestische en andere specificaties overeenkomstig deel I van Reglement nr. 28.