Betekenis van:
uitgeput

uitgeput
Bijvoeglijk naamwoord
  • leeg, op; verbruikt
"[mijn] geduld raakt uitgeput"
"de voorraad raakt uitgeput"

Synoniemen

uitgeput
Bijvoeglijk naamwoord
  • dodelijk vermoeid
"De uitgeputte drenkeling werd nog net op tijd uit het water gehaald."
uitgeput
Bijvoeglijk naamwoord
  • dusdanig leeggehaald dat er niets overblijft
"De uitgeputte goudmijn was al jaren gesloten, maar door nieuwe technologie werd het mogelijk het afval opnieuw te gaan bewerken."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik ben uitgeput.
  2. Hij was uitgeput toen hij thuis kwam.
  3. Uitgeput veld
  4. Type opslag, bv. uitgeput gasveld, zoutcaverne enz.
  5. Opslag in Pecorade (F), conversie van een uitgeput olieveld
  6. De beschikbare middelen waren uitgeput voordat alle in de ranglijst opgenomen projecten konden worden gefinancierd.
  7. Marginale rentevoet: de rentevoet waarbij het totaal beschikbare bedrag bij een tender wordt uitgeput.
  8. Opslag in Zuid-Kavala (EL), conversie van een offshore uitgeput gasveld
  9. De steun wordt uitbetaald na overlegging van een volledig uitgeput certificaat, hieronder „steuncertificaat” genoemd.
  10. Voorts sloot de Franse potasindustrie haar deuren omdat de mijnen uitgeput waren.
  11. alle middelen op het gebied van personeel, apparatuur en organisatie al uitgeput zijn, en
  12. Volgens Polen was dit dringend noodzakelijk omdat de financiële middelen van HLW „vrijwel uitgeput waren”.
  13. Deze garantieregeling zou moeten blijven gelden totdat het uitstaande bedrag van 3,5 miljard EUR is uitgeput.
  14. Verliezen zijn in principe mogelijk totdat het aansprakelijk vermogen is uitgeput.
  15. De voornaamste commerciële soorten diepzeehaaien worden als uitgeput beschouwd, en daarom mag geen gerichte bevissing van diepzeehaaien plaatsvinden.