Vertaling van Hast

Inhoud:

Duits
Nederlands
Hast [v] (die ~), Eile [v] (die ~) {zn.}
haast 
ijl
haastigheid [v]
Eile [v] (die ~), Geschwindigkeit [v] (die ~), Hast [v] (die ~) {zn.}
tempo [o]
vaart [v]
snelheid  [v]
Schroffheit [v] (die ~), Zusammenhanglosigkeit [v] (die ~), Plötzlichkeit [v] (die ~), Übereilung [v] (die ~), Hast [v] (die ~) {zn.}
bruuskheid [v]
abruptheid [v]
haben, besitzen {ww.}
hebben 
erop nahouden

du hast

jij hebt
» meer vervoegingen van hebben

Wir haben Geld nötig.
We hebben geld nodig.
Wir haben keinen Zucker.
We hebben geen suiker.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Hast du gestern gearbeitet?

Heb je gisteren gewerkt?

Hast du jetzt Zeit?

Heb je nu tijd?

Hast du Papier?

Hebt ge papier?

Wovon hast du gesprochen?

Waar hebben jullie over gesproken?

Hast du ein Auto?

Heb je een auto?

Hast du zwei Bücher?

Heb je twee boeken?

Hast du einen Gummi?

Heb je een condoom?

Du hast völlig recht.

Je hebt helemaal gelijk.

Du hast Recht.

Je hebt gelijk.

Was hast du gegessen?

Wat heb je gegeten?

Was hast du gekauft?

Wat heb je gekocht?

Hast du einen Fotoapparat?

Hebt ge een fototoestel?

Was hast du geantwortet?

Wat heb je geantwoord?

Hast du gute Nachrichten?

Heb je enig goed nieuws?

Du hast kein Fieber.

Je hebt geen koorts.