Vertaling van geb hören

Inhoud:

Duits
Nederlands
hören, vernehmen, verstehen, anhören, Gehör schenken, sagen hören, mitgeteilt bekommen, erfahren, zu Ohren kommen {ww.}
horen 
verstaan 
vernemen

wir hören an
sie hören an

wij horen
zij horen
» meer vervoegingen van horen

Wir hören dich oft singen.
We horen je vaak zingen.
Glaubst du, dass Fische hören können?
Denk jij dat vissen kunnen horen?
anhören, aushorchen, zuhören, hinhören, lauschen, hören {ww.}
luisteren 
beluisteren 
toeluisteren
toehoren
aanhoren

wir hören an
sie hören an

wij luisteren
zij luisteren
» meer vervoegingen van luisteren

Mein Hobby ist Musik hören.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Du solltest auf deine Mutter hören.
Je zou naar je moeder moeten luisteren.
enden, endigen, aufhören, zu Ende gehen, ein Ende nehmen, ablaufen, auslaufen {ww.}
ophouden
verlopen
uitraken
uitlopen
uitgaan 
eindigen
aflopen 

wir hören auf
sie hören auf

wij houden op
zij houden op
» meer vervoegingen van ophouden

Könntest du bitte aufhören zu singen?
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Stell dir vor, du bekommst einen Schluckauf und kannst nicht aufhören damit.
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
aufhören {ww.}
stoppen 
ophouden
wijken
uitscheiden
aflaten

wir hören auf
sie hören auf

wij stoppen
zij stoppen
» meer vervoegingen van stoppen

Ich konnte nicht aufhören Tom.
Ik kon Tom niet stoppen.
Sie sollten aufhören zu rauchen.
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
belauschen, heimlich horchen, abhören {ww.}
luistervink spelen
afluisteren

wir hören ab
sie hören ab

wij luisteren af
zij luisteren af
» meer vervoegingen van afluisteren