Vertaling van häuten

Inhoud:

Duits
Nederlands
abdecken, häuten, abhäuten {ww.}
vellen
afstropen

wir häuten
sie häuten

wij vellen
zij vellen
» meer vervoegingen van vellen

hauen, schlagen, prügeln, klopfen, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen {ww.}
meppen
slaan
klappen
kloppen 
houwen

wir hauten
sie hauten

wij mepten
zij mepten
» meer vervoegingen van meppen

hacken, hauen {ww.}
houwen
kappen
hakken

wir hauten
sie hauten

wij hieuwen
zij hieuwen
» meer vervoegingen van houwen

hauen, skulptieren {ww.}
uithakken
uithouwen
beeldhouwen 

wir hauten
sie hauten

wij hakten uit
zij hakten uit
» meer vervoegingen van uithakken