Vertaling van verwenden

Inhoud:

Duits
Nederlands
anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten {ww.}
gebruiken 
benutten 
aanwenden 

wir verwenden
sie verwenden

wij gebruiken
zij gebruiken
» meer vervoegingen van gebruiken

Kann ich dein Telefon benutzen?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Du kannst meine Yacht benutzen.
Je mag mijn jacht gebruiken.
anwenden, verwenden, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, auflegen {ww.}
toepassen
doorvoeren
in toepassing brengen
aanwenden 

wir verwenden
sie verwenden

wij passen toe
zij passen toe
» meer vervoegingen van toepassen



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Darf ich das verwenden?

Mag ik dit gebruiken?

Nur in der Philosophie ist es möglich, ein zirkuläres Argument zu verwenden und dafür auch noch gelobt zu werden.

Alleen in de filosofie kun je een cirkelredenering gebruiken en daarom geprezen worden.


Gerelateerd aan verwenden

anwenden - benutzen - brauchen - gebrauchen - verwerten - applizieren - verabreichen - auftragen - anbringen - auflegen