Vertaling van appointment

Inhoud:

Engels
Nederlands
appointment, nomination {zn.}
benoeming  [v]
appointment, nomination {zn.}
benoeming  [v]
appointment, appointment to office {zn.}
benoeming  [v]
aanstelling  [v]
appointment, date, rendez-vous {zn.}
afspraak  [v]
rendez-vous
I have an appointment with the doctor.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Tom has a dentist appointment at 2:30.
Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.
commission, errand, charge, entrustment, job, mandate, trust, appointment, authorization {zn.}
commissie  [v]
opdracht  [v]
boodschap  [v]
post, capacity, job, office, position, station, appointment {zn.}
baan  [v]
post 
wachtpost
plaats  [v]
werkkring [m]
betrekking  [v]
ambt  [o]
I'm looking for a job.
Ik zoek een baan.
My sister has a job.
Mijn zus heeft een baan.
summons, subpoena, allocation, allotment, appointment, assignment, assignation {zn.}
toewijzing [v]
dagvaarding  [v]
exploot [o]
assignatie [v]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I have an appointment with the doctor.

Ik heb een afspraak met de dokter.

Tom has a dentist appointment at 2:30.

Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.

I asked for an appointment, but he wouldn't spare me the time.

Ik vroeg om een afspraak maar hij kon geen tijd voor me vrijmaken.