Vertaling van chance

Inhoud:

Engels
Nederlands
chance, event, occurrence, opportunity, instance, occasion, time {zn.}
gelegenheid  [v]
gebeurtenis  [v]
geval 
Opportunity makes the thief
De gelegenheid maakt de dief.
Opportunity makes a thief.
De gelegenheid maakt de dief.
chance, luck, opportunity {zn.}
kans 
uitzicht
Give me a chance.
Geef mij een kans.
Give me a chance!
Geef me een kans!
accidental, chance, random, adventitious, fortuitous, stray {bn.}
incidenteel 
toevallig 
accidence, chance, accident, coincidence {zn.}
toeval
toevalligheid [v]
It was sheer coincidence that Mary and I were on the same train.
Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.
It was pure accident that I came to know her.
Het was puur toeval dat ik haar leerde kennen.
accidental, chance {bn.}
incidenteel 
toevallig 
to adventure, to chance, to gamble, to hazard, to risk, to run a risk, to take a chance, to take chances {ww.}
gokken

I chance
you chance
we chance

ik gok
jij gokt
wij gokken
» meer vervoegingen van gokken

to adventure, to chance, to gamble, to hazard, to risk, to run a risk, to take a chance, to take chances {ww.}
riskeren
wagen

I chance
you chance
we chance

ik riskeer
jij riskeert
wij riskeren
» meer vervoegingen van riskeren

to bump, to chance, to encounter, to find, to happen {ww.}
vinden

I chance
you chance
we chance

ik vind
jij vindt
wij vinden
» meer vervoegingen van vinden

Can you find it?
Kan je het vinden?
I must find it.
Ik moet het vinden.
to adventure, to chance, to gamble, to hazard, to risk, to run a risk, to take a chance, to take chances {ww.}
gokken
speculeren

I chance
you chance
we chance

ik gok
jij gokt
wij gokken
» meer vervoegingen van gokken



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

It's your only chance.

Het is je enige kans.

Give me a chance.

Geef mij een kans.

Give me a chance!

Geef me een kans!

Give peace a chance.

Geef de vrede een kans.

I gave Tom another chance.

Ik gaf Tom nog een kans.

Please give me another chance.

Geef me alstublieft nog een kans.

I gave Tom a chance.

Ik gaf Tom een kans.

I met him by chance.

Toevallig ben ik hem tegengekomen.

Do you know by chance her name?

Weet jij misschien hoe ze heet?

Not everything gets a chance to exist.

Niet alles krijgt een kans om te bestaan.

There is a good chance that he will win.

Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.

Tom has a good chance of winning the election.

Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.

It was not long before we met again by chance.

Niet lang daarna kwamen we elkaar weer toevallig tegen.

I regret missing the chance to meet her.

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.

Quite by chance, I met my old friend in the airport.

Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven.


Gerelateerd aan chance

event - occurrence - opportunity - instance - occasion - time - luck - accidental - random - adventitious - fortuitous - stray - accidence - accident - coincidenceassay - act - come about - await