Vertaling van conjoin

Inhoud:

Engels
Nederlands
to conjoin, to espouse, to get hitched with, to get married, to hook up with, to marry, to wed {ww.}
trouwen
huwen

I conjoin
you conjoin
we conjoin

ik trouw
jij trouwt
wij trouwen
» meer vervoegingen van trouwen

She decided to get married to Tom.
Ze besloot met Tom te trouwen.
Will you marry me?
Wil je met me trouwen?
to conjoin, to join {ww.}
bijschuiven

I conjoin
you conjoin
we conjoin

ik schuif bij
jij schuift bij
wij schuiven bij
» meer vervoegingen van bijschuiven

to conjoin, to espouse, to get hitched with, to get married, to hook up with, to marry, to wed {ww.}
trouwen

I conjoin
you conjoin
we conjoin

ik trouw
jij trouwt
wij trouwen
» meer vervoegingen van trouwen

I want to marry you.
Ik wil met je trouwen.
At about what age do the Japanese marry?
Rond welke leeftijd trouwen Japanners?
to conjoin, to espouse, to get hitched with, to get married, to hook up with, to marry, to wed {ww.}
uithuwelijken

I conjoin
you conjoin
we conjoin

ik huwelijk uit
jij huwelijkt uit
wij huwelijken uit
» meer vervoegingen van uithuwelijken



Gerelateerd aan conjoin

espouse - get hitched with - get married - hook up with - marry - wed - joinpledge - shove - distribute