Vertaling van ease

Inhoud:

Engels
Nederlands
ease {zn.}
verademing [v]
to facilitate, to ease {ww.}
vergemakkelijken
verlichten

I ease
you ease
we ease

ik vergemakkelijk
jij vergemakkelijkt
wij vergemakkelijken
» meer vervoegingen van vergemakkelijken

to relax, to ease, to slacken {ww.}
zich verpozen
verslappen

I ease
you ease
we ease

ik verslap
jij verslapt
wij verslappen
» meer vervoegingen van verslappen

to allay, to alleviate, to cushion, to ease, to mitigate, to relieve, to remit {ww.}
vermurwen
verzachten
verlichten

I ease
you ease
we ease

ik vermurw
jij vermurwt
wij vermurwen
» meer vervoegingen van vermurwen

to decrease, to lessen, to diminish, to ease, to shrink, to abridge {ww.}
verminderen 
inkorten

I ease
you ease
we ease

ik verminder
jij vermindert
wij verminderen
» meer vervoegingen van verminderen

comfort, ease {zn.}
gemak  [o]
gerief
comfort [o]
He solved the problem with ease.
Hij loste die opgave met gemak op.
convenience, ease, handiness {zn.}
gemak  [o]
geschikte gelegenheid [v]
convenience, ease, handiness, usefulness {zn.}
gemakkelijkheid [v]
geschiktheid [v]
dienstigheid [v]
to alleviate, to ease, to facilitate {ww.}
lenigen

I ease
you ease
we ease

ik lenig
jij lenigt
wij lenigen
» meer vervoegingen van lenigen

to allay, to ease, to relieve, to still {ww.}
opluchten

they ease

zij luchten op
» meer vervoegingen van opluchten

to alleviate, to ease, to facilitate {ww.}
verzachten
mitigeren

I ease
you ease
we ease

ik verzacht
jij verzacht
wij verzachten
» meer vervoegingen van verzachten



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He solved the problem with ease.

Hij loste die opgave met gemak op.

Sit on the sofa and feel at ease.

Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.

He was able to solve the problem with ease.

Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.

"Don't worry," Dima attempted to put the woman at ease. "It's not mine."

"Maakt u zich geen zorgen," probeerde Dima de vrouw gerust te stellen. "Het is niet van mij."


Gerelateerd aan ease

facilitate - relax - slacken - allay - alleviate - cushion - mitigate - relieve - remit - decrease - lessen - diminish - shrink - abridge - comfortalleviate - extenuate - bring down