Vertaling van festival

Inhoud:

Engels
Nederlands
festival {zn.}
festival  [o]
The festival sold out within two hours.
Het festival was binnen twee uur uitverkocht.
celebration, festival, party, feast, feastday, festivity, fiesta {zn.}
feest  [o]
partij [v]
fuif [v]
festiviteit [v]
We're having a party next Saturday.
We hebben een feest volgende zaterdag.
The party ended at nine.
Het feest eindigde om negen uur.
fair, market, festival, fête, trade fair {zn.}
markt 
kermis
jaarbeurs
I saw you-know-who at the market today.
Ik zag je-weet-wel vandaag op de markt.
At the market such cheese costs only five euro something per kilo.
Op de markt kost zulke kaas maar vijf euro zoveel per kilo.
festival, fete {zn.}
muziekfeest
muziekfestival
festival, fete {zn.}
feest [o] (het ~)
festijn [o] (het ~)
festival, fete {zn.}
hoogtijdag [m] (de ~)
festival {zn.}
feestdag [m] (de ~)
festival, fete {zn.}
festival [o] (het ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

The Star Festival is in July.

Tanabata wordt gevierd in juli.

The festival sold out within two hours.

Het festival was binnen twee uur uitverkocht.


Gerelateerd aan festival

celebration - party - feast - feastday - festivity - fiesta - fair - market - fête - trade fair - fetefestival - party - day - assemblage