Vertaling van to hurt

Inhoud:

Engels
Nederlands
to hurt {ww.}
bezeren

I hurt
you hurt
we hurt

ik bezeer
jij bezeert
wij bezeren
» meer vervoegingen van bezeren

to hurt, to afflict, to distress, to grieve, to pain {ww.}
pijn doen
pijn veroorzaken
bezeren

I hurt
you hurt
we hurt

ik bezeer
jij bezeert
wij bezeren
» meer vervoegingen van bezeren

I didn't mean to hurt you.
Ik wou u geen pijn doen.
People who hurt children do not deserve mercy.
Mensen die kinderen pijn doen verdienen geen genade.
to hurt, to wound, to injure, to maul {ww.}
wonden
verwonden
kwetsen

I hurt
you hurt
we hurt

ik wond
jij wondt
wij wonden
» meer vervoegingen van wonden

Rub salt in the wound.
Zout in iemands wonden wrijven.
to damage, to injure, to spoil, to harm, to hurt, to impair, to mutilate, to vitiate {ww.}
beschadigen 
toetakelen
stukmaken
schenden
havenen
bederven 

I hurt
you hurt
we hurt

ik beschadig
jij beschadigt
wij beschadigen
» meer vervoegingen van beschadigen

Hurt people hurt people.
Beschadigde mensen beschadigen mensen.
to harm, to hurt, to injure, to prejudice {ww.}
duperen
benadelen 

I hurt
you hurt
we hurt

ik dupeer
jij dupeert
wij duperen
» meer vervoegingen van duperen

to ache, to be painful, to hurt {ww.}
pijn doen
zeer doen
to harm, to hurt, to injure, to prejudice {ww.}
benadelen 

I hurt
you hurt
we hurt

ik benadeel
jij benadeelt
wij benadelen
» meer vervoegingen van benadelen

to insult, to offend, to hurt, to wrong, to aggrieve, to affront, to miscall {ww.}
uitschelden
verongelijken
grieven
krenken
beledigen 

I hurt
you hurt
we hurt

ik scheld uit
jij scheldt uit
wij schelden uit
» meer vervoegingen van uitschelden



Gerelateerd aan to hurt

hurt - afflict - distress - grieve - pain - wound - injure - maul - damage - spoil - harm - impair - mutilate - vitiate - prejudice