Vertaling van corto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
corto {bn.}
kort 
kortstondig
arrancar, cortar {ww.}
wegscheuren
afplukken
afrukken
plukken
afbreken 

yo corto
él/ella cortó

ik scheur weg
hij/zij/het scheurde weg
» meer vervoegingen van wegscheuren

cortar {ww.}
houwen
kappen
hakken

yo corto
él/ella cortó

ik houw
hij/zij/het hieuw
» meer vervoegingen van houwen

cortar {ww.}
onthoofden
het hoofd afslaan

yo corto
él/ella cortó

ik onthoofd
hij/zij/het onthoofdde
» meer vervoegingen van onthoofden

seccionar, cortar, disecar {ww.}
sectie verrichten
doorsnijden

yo corto
él/ella cortó

ik doorsnijd
hij/zij/het doorsneed
» meer vervoegingen van doorsnijden

cortar, esquilar {ww.}
knippen 
snoeien
scheren 

yo corto
él/ella cortó

ik knip
hij/zij/het knipte
» meer vervoegingen van knippen

Lavar, cortar y secar, por favor.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
cortar {ww.}
snijden 
snerpen

yo corto
él/ella cortó

ik snijd
hij/zij/het sneed
» meer vervoegingen van snijden


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Me gusta el cabello corto.

Kort haar vind ik leuk.

Ella tiene el cabello corto.

Ze heeft kort haar.

Él se dejó el pelo corto

Hij liet zijn haar kort knippen.

Tiene dos lápices. Uno es largo y el otro corto.

Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.


Gerelateerd aan corto

arrancar - cortar - seccionar - disecar - esquilar